Een beknopte analyse van de mogelijkheden en onmogelijkheden in een spanningsveld tussen groeiende overheidscommunicatie en de krimpende journalistiek.
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1
§1.1 Inleiding
§1.2 Hoofdvraag en deelvragen
Hoofdstuk 2: Literatuur en interviews
§ 2.1 Literatuurverkenning: Voorlichting versus journalistiek
§ 2.2 Interviews: De inzet van de camerajournalist op afdelingen van overheidscommunicatie
§ 2.3 De journalistiek reageert; interviews
Hoofdstuk 3: conclusies en aanbevelingen
§ 3.1 Conclusies
§ 3.2 Aanbevelingen
Voetnoten
Bronnenlijst
Hoofdstuk 1
§1.1 Inleiding
De cameravoorlichter rukt op. Nu de techniek het makkelijker maakt om kwalitatief goede beelden te maken, willen ook communicatie-afdelingen zich begeven in de wereld van het bewegende beeld. Op die manier kunnen ze journalisten en een specifiek publiek voorzien van verkapte persberichten, maar dan in bewegend beeld en audio. Daarvoor maken ze steeds vaker gebruik van de camerajournalist (camjo). Althans zo noemen de voorlichters de filmende voorlichter zelf. Maar in hoeverre kan deze term worden gebruikt voor een functie binnen de overheidscommunicatie?
Deze beschouwing wil antwoord vinden op de vraag in hoeverre de term camjo kan worden gebruikt voor een communicatiemedewerker of voorlichter die zelf de camera bedient in opdracht van de overheid.
Aanleiding van deze analyse is de opkomst van camjo’s op voorlichtingsafdelingen. Zo zeggen geïnterviewde communicatiemedewerkers van de gemeente Apeldoorn en de provincie Gelderland camjo’s in te willen zetten op hun voorlichtingsafdelingen. Om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is dat communicatieafdelingen zeggen dat zij journalisten in dienst hebben, is een aantal zaken van belang. Allereerst is verkenning van de vakliteratuur nodig. Zo wordt duidelijk welke verschillen en overeenkomsten er zijn tussen journalistiek en overheidscommunicatie en in hoeverre de belangen en intenties van de twee verschillende professies uiteen lopen.
Daarna komen geïnterviewden uit de persvoorlichting en uit de journalistiek aan bod. Door de verschillende visies en uitspraken te analyseren en te toetsten aan de vakliteratuur kan antwoord worden geformuleerd op de centrale vraag.

Op basis van de analyse worden conclusies getrokken en aanbevelingen geformuleerd. Meermaals wordt verwezen naar de website www.arjanhoefakker.com. Deze website is gebouwd als aanvulling op de afstudeerscriptie ‘Wat is de waarde van camerajournalistiek in de Nederlandse TV-journalistiek?’ 1§1.2 Hoofdvraag en deelvragen
Hoofdstuk 2 behandelt de hoofdvraag en de deelvragen. In paragrafen wordt er antwoord gezocht op de hoofdvraag die logisch voortvloeit uit de ontwikkelingen die in de inleiding zijn geschetst. De hoofdvraag luidt dan ook:
In hoeverre is het legitiem dat communicatieafdelingen bij de overheid camerajournalisten willen inzetten?
Om een antwoord te kunnen formuleren op de hoofdvraag, wordt in de volgende paragrafen ingegaan op de volgende deelvragen:
§2.1: Literatuurverkenning: Voorlichting versus journalistiek
Deelvraag 1: Wat kenmerkt journalistiek?
Deelvraag 2: Wat kenmerkt overheidscommunicatie?
Deelvraag 3: In hoeverre botsen de belangen van overheidscommunicatie versus de journalistiek?
Deelvraag 4: Wat zijn ontwikkeling in overheidscommunicatie?
Deelvraag 5: Hoe liggen de verhoudingen tussen het aantal communicatiemedewerkers versus het aantal journalisten?
§ 2.2 Interviews: De inzet van de camerajournalist op afdelingen van overheidscommunicatie.
Deelvraag 6: Welke plannen hebben communicatieafdelingen met de inzet van journalisten? (Op basis van interviews)
§ 2.3 De journalistiek reageert; interviews.
Deelvraag 7: Hoe reageert de journalistiek op deze plannen? (Op basis van interviews)
Op deze manier wordt de praktijk getoetst aan hand van de theorie. Op basis daarvan wordt gekomen tot conclusies en aanbevelingen voor zowel journalistiek als overheidsvoorlichting.
Hoofdstuk 2: Literatuur en interviews
De theorie voor deze analyse wordt gebaseerd op vakliteratuur en gepubliceerde artikelen en onderzoeken. Die komen aan bod in de eerste paragraaf. De daarop volgende paragrafen zijn gebaseerd op persoonlijke interviews die werden gehouden voor het afstudeeronderzoek ‘Wat is de waarde van camjo in de Nederlandse TV-journalistiek?’ 2 . Deels zijn de interviews gepubliceerd in een artikel en in een beeldreportage op de aanvullende website. Ook zijn het artikel en de beeldreportage overgenomen op de journalistieke website De Nieuwe Reporter 3. Discussie en debat op sociale media naar aanleiding van de publicaties zijn weergegeven onder het online artikel.
§ 2.1 Literatuurverkenning: Voorlichting versus journalistiek
Deelvraag 1: Wat kenmerkt journalistiek?
‘Dé journalistiek’ bestaat bijna niet, het is een zeer breed begrip en valt onder te verdelen in tientallen specialismen en genres. Het heeft geen zin hier een specifieke tak van journalistiek uit te diepen. In algemene zin heeft de journalistiek de taak om overheden te controleren en daarbij te streven naar objectiviteit. De journalist geldt volgens Kussendrager (e.a.) als de waakhond van de democratie. Omdat vrijheid van nieuwsgaring en vrijheid van meningsuiting bestaan, mag iedereen zich journalist noemen; journalistiek is een onbeschermde professie. Journalisten zijn qua overheidscommunicatie afhankelijk van voorlichters, ook aan te duiden als communicatiemedewerkers. De journalistiek probeert feiten van meningen te onderscheiden en is altijd op zoek naar waarheid op basis van relevantie. De journalistiek wikt en weegt het aanbod en bepaalt de journalistieke relevantie. De taak van de journalist is om belangwekkende feiten te filteren en zo objectief mogelijk te publiceren. Volgens Kussendrager en anderen 4 moet de journalist streven naar objectiviteit.
Deelvraag 2: Wat kenmerkt overheidscommunicatie?
Andersom hebben voorlichters de journalistiek nodig om het belang van de organisatie te dienen. In tegenstelling tot een onafhankelijke journalist, werkt een overheidsvoorlichter in dienst van een instantie of overheidsinstelling 5. Hij of zij werkt aan strategische communicatie. Voorlichters hebben er belang bij dat sommige informatie wel en andere juist niet naar buiten wordt gebracht. Zij zijn er om journalisten in te lichten over wat er in een organisatie speelt. Maar daarbij kan bewust belangrijke informatie achter worden gehouden om negatieve beeldvorming of imagoschade te voorkomen. Onbeduidende informatie kan door voorlichters juist worden uitvergroot en worden gepresenteerd als nieuws, zodat een plan, de organisatie of een persoon in het nieuws kan komen. Minder fraaie zaken kunnen juist worden weggemoffeld en buiten de aandacht van de journalist worden gehouden.
Deelvraag 3: In hoeverre botsen de belangen van overheidscommunicatie en journalistiek?
Dat er een felle strijd woedt tussen aan de ene kant de overheid en de andere kant de pers, betoogt ook Bloemendaal. 6 Hij waarschuwt journalisten voor een felle oorlog tegen het ‘leger’ aan overheidsvoorlichters. Het boek analyseert de affaire waarbij overheidsvoorlichters inlogden op systemen van de Geassocieerde Pers Diensten en zo de nieuwsagenda wisten te manipuleren.
Volgens Bloemendaal zijn journalisten en voorlichters natuurlijke vijanden die eigenlijk geen vrienden behoren te zijn. De belangen botsen vaak met elkaar, vanwege een ander uitgangspunt en intentie. De werking tussen overheidsvoorlichters en de pers blijkt een lastig en soms gevaarlijk spanningsveld vol tegenstrijdige belangen. En toch heeft men elkaar soms keihard nodig.
Vanwege de belangen en intenties van de boodschap is een overheidsvoorlichter per definitie niet onafhankelijkheid. De taak van de journalist is juist om te zoeken naar het nieuws. Voorlichters zijn er om journalisten in te lichten over wat er in een organisatie speelt. Prenger en anderen onderscheiden meerdere vormen van overheidscommunicatie; extern, intern, publiek en privaat 7. Deze analyse richt zich op publieke externe overheidscommunicatie omdat de casus zich op deze communicatievorm richt.
Volgens Kussendrager 8 en anderen is het belangrijk dat een journalist in de basis een zeer kritische houding aanneemt ten opzichte van voorlichtingsafdelingen. Volgens hen kunnen overheden, instanties en grote bedrijven elk onderzoeksbureau inhuren om hun eigen boodschap kracht bij te zetten. Dat gebeurt vaak met de zinsnede: ‘Dat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.’ Een aantal onderzoeksbureau’s zou zo in ruil voor een bepaald honorarium bereid zijn om zaken te voorzien van een wetenschappelijk of deskundig sausje. De basishouding van een journalist moet dan ook kritisch zijn, betogen Kussendrager en anderen.
Deelvraag 4: Hoe is de ontwikkeling van overheidscommunicatie?
Sinds de jaren ‘80 is er sprake van een sterk veranderende overheidscommunicatie. Veel oud-journalisten maken de overstap naar de politiek vanwege het geld en de invloed op politieke besluiten. Na de komst van meer oud-journalisten in de overheidscommunicatie signaleert Bloemendaal ook een verschuiving in de werkwijze van de voorlichters. Waar eerst openbaarmaking, toelichting en verklaring centraal stonden, richt de nieuwe lichting voorlichters zich op controle over de journalistiek. Bloemendaal zegt dat we inmiddels leven in de controlesamenleving. 9 Volgens Bloemendaal stuurt het nieuwe type voorlichter de berichtgeving in die richting die de overheidsinstantie het beste uitkomt. Ook geeft de menig voorlichter uit angst voor de baas nietszeggende standaard antwoorden, terwijl steeds meer journalisten daar genoegen mee nemen. En als de berichtgeving of toon niet bevalt, dan wordt direct het ANP gebeld om zaken recht te zetten. Ook krijgt de journalist bijna nooit meer direct antwoord op vragen. Politici krijgen massaal mediatraining en er wordt hard gewerkt aan productbranding en imagebuilding. Bevalt een artikel niet, dan wordt gewoonweg autorisatie geweigerd.
Politici zijn niet altijd even enthousiast over de rol van de media. Eind jaren ’90 bijvoorbeeld zou de toen veel beklaagde kloof tussen burger en politiek de schuld zijn van de media. De overheid doet het goed, maar de boodschap komt niet meer bij de burger aan, meenden politici. Steeds meer politici en voorlichters vinden dat de pers de positieve boodschap stelselmatig negatief uitlegt en fouten en incidenten teveel uitvergroot. 10
Waar Kussendrager journalisten oproept tot waakzaamheid en kritisch denken ten opzichte van voorlichters, gaat Bloemendaal (2008) nog een aantal stappen verder. Er is, zo stelt hij, sprake van een communicatieoorlog tussen de machtige overheid met uitdijende voorlichtingsafdelingen tegenover de steeds verder uitdunnende journalistiek. 11 Over elk woord wordt nagedacht, niets afkomstig van voorlichters is een toevallige boodschap. Ook ziet Bloemendaal dat radio en TV maken de trend is op afdelingen voor overheidscommunicatie12. Door zelf informatie te publiceren en te delen op sociale media wordt de pers en de daarbij behorende filtering omzeild. De gewenste boodschap wordt direct van zender naar ontvanger gestuurd, zonder tussenkomst van journalisten die niet altijd te sturen zijn. Bloemendaal noemt het de By-pass-strategie.
Het is echter nog maar de vraag wat dit de communicatieafdelingen gaat brengen. De voorlichtingsfilmpjes op het Youtube-kanaal van de veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond lopen uiteen van krap 4000 kijkers tot 140 kijkers per filmpje, verspreid over 4 jaar tijd. Overigens past dit wel in een bredere trend in medialand; de versplintering van doelgroepen; zeer specifieke doelgroepen die opzoek zijn naar zeer specifieke informatie.

Ook Prenger en anderen zien veel eigenschappen bij overheidswoordvoerders om de media zoveel mogelijk te controleren en naar eigen hand te zetten. Doordat regeren veel meer een kwestie van beeldvorming is geworden, werkt men met propaganda, nieuwsmanagement en spindoctors. Men verkoopt een idee, een strategie of bepaald beleid mede door public-branding, imagomanagement en een zeer doordachte woordkeus.
Als voorbeeld wordt de benaming genoemd van de oorlog voerende soldaten in Uruzgan: De missie werd ‘verkocht’ als ‘opbouwmissie’. 13 Het is niet moeilijk soortgelijke termen voor de geest te halen die uitgebreid in de media terecht zijn gekomen. Te denken valt aan de termen ‘prachtwijken’ of ‘krachtwijken’ waar het gaat over achterstandswijken. Zo schuilt het gevaar dat men erin slaagt om de publieke opinie en menselijk gedrag te verdraaien en te beïnvloeden. Ook weten overheidsvoorlichters volgens Prenger en anderen de nieuwsagenda steeds beter te beïnvloeden en wordt er aangehaakt op concurrentie tussen verschillende media. Een journalist kan warm gemaakt worden door nieuws op basis van exclusiviteit te verkopen. Uiteraard wordt daarbij het medium gekozen waarmee de juiste doelgroep wordt bereikt.
‘Vieze trucjes’
Bloemendaal begint zijn boek over de veronderstelde communicatieoorlog met de opmerking dat hij schrijft uit verontwaardiging over de houding van de communicatieafdelingen. Dat hij inderdaad geen hoge pet op heeft van overheidsvoorlichters blijkt uit zijn lijst met ‘trucs om journalisten om de tuin te leiden‘. Het is een stevige lijst met streken die voorlichters dagelijks, opzettelijk zouden leveren om de media te controleren en te manipuleren: 14
De voorlichters zouden bewust:
– Niet terugbellen
– Van het kastje naar de muur sturen
– Met een kluitje in het riet sturen
– Passief publiceren
– De gestuurde primeur weggeven aan het medium dat de gewenste doelgroep bereikt
Journalisten uithoren
– Journalisten stalken
– Informatie achterhouden
– Keihard liegen
Dat dit alles een enorme bedreiging is voor de vrije nieuwsgaring staat volgens Prenger en anderen buiten kijf. Het verklaart ook het eerder beschreven belang van kritische en onafhankelijke journalistiek, waarvoor Kussendrager pleit.
Deelvraag 5: Hoe ligt de verhouding tussen het aantal communicatiemedewerkers versus het aantal journalisten?
Volgens Prenger en anderen is de manier van werken van communicatieafdelingen een zorgelijke ontwikkeling, zeker gezien de verhouding tussen het aantal journalisten en het ‘leger’ aan voorlichters. De afgelopen jaren is de communicatie in de publieke sector sterk uitgebreid en geprofessionaliseerd. In de publieke sector werken op provinciaal niveau minimaal 440 provinciale communicatiemedewerkers. Bij gemeenten zouden landelijk gezien 2.712 voorlichters werken. In de publieke sector in totaal (ministeries, provincies, gemeenten en waterschappen) wordt het aantal voorlichters geschat op 7.457 Hierbij zijn de extern ingehuurde voorlichters, een aanzienlijk deel volgens de onderzoekers, niet meegeteld. In totaal zouden er zo’n 135.000 voorlichters actief zijn (zowel publiek als privaat) om de in totaal zo’n 10.000 onafhankelijke journalisten te bedienen of te bespelen. 15 Daarbij komt dat de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) voorspelt dat het aantal onafhankelijke en betaalde journalisten de komende tijd afneemt.
Aan deze cijfers zitten veel haken en ogen. De cijfers zijn deels gebaseerd op schattingen, maar vast staat dat het aantal voorlichters het aantal journalisten sterk overstijgt. Het blijkt ook uit het betoog van emeritus hoogleraar communicatiewetenschap Ruler op de journalistieke website De Nieuwe Reporter. 16
§ 2.2 Interviews: De inzet van de camerajournalist op afdelingen van overheidscommunicatie
In deze paragraaf wordt op basis van gehouden interviews antwoord gezocht op de de zesde deelvraag. Vet gedrukt weergegeven zijn de vragen die door de interviewer werden gesteld.
Deelvraag 6: Welke plannen hebben communicatieafdelingen met de inzet van journalisten?
Tijdens een informatiebijeenkomst over de in 2010 opgerichte opleiding tot camjo van de ROC Rijn en IJssel in Arnhem17, zijn vertegenwoordigers van communicatieafdelingen op provinciaal en gemeentelijk niveau aanwezig om kennis te maken met de dan relatief nieuwe vorm van journalistiek. De opleiding is de eerste journalistieke opleiding op MBO-niveau. In twee tot tweeënhalf jaar tijd kunnen havisten zich laten scholen tot camerajournalist. Tijdens de opleiding wordt aandacht besteed aan allerlei aspecten van het maken van televisie en video. Zoals basis van de journalistiek, het interviewen, basis licht, basis geluid, reportages maken, tekstschrijven en de montage. De aanwezige voorlichters zijn geïnteresseerd in de diensten van de jonge camjo’s in spé. De filmpjes van de camjo’s kunnen volgens de voorlichters worden gepubliceerd op eigen websites of Youtube-kanaal. Ook kunnen ze dan gedeeld worden via sociale media. Op die manier is men niet meer afhankelijk van de filterende journalisten. Als ervaren camjo bij Omroep Gelderland, ben ik uitgenodigd om te vertellen over het vak van de zelf filmende verslaggever. Gezien mijn verbazing over de intentie om camjo’s in te zetten bij overheidsvoorlichting, pak ik direct na afloop van de bijenkomst mijn camera en neem interviews op. De beeldreportage en het artikel werden gepubliceerd op de eerder genoemde websites, maar wordt hieronder nogmaals weergegeven.
Provincie Gelderland
Joop Bal, van de afdeling voorlichting van de provincie Gelderland is een van de enthousiaste voorlichters. Hij vertelt dat hij op zoek is naar camjo’s om de afdeling voorlichting van de provincie Gelderland uit te bereiden.
“De doelstelling van overheidscommunicatie is het overbrengen van wat je doet en waarom je dat doet. Het is heel prettig als je door echte journalisten, de vrije nieuwsgaring bevraagd wordt, dat is een hele goeie manier. Maar je kunt er als overheid ook voor kiezen om op een actieve manier overheidscommunicatie over te brengen. Camjo zou een oplossing daarvoor kunnen zijn.”
– Kan dat; het inzetten van journalisten op een communicatieafdeling, terwijl journalistiek en voorlichting twee totaal verschillende disciplines zijn?-
Bal: ,,Ja, dat klopt. En hoe je het precies moet invullen weet ik nog niet, want hoor en wederhoor wordt natuurlijk een heel moeilijk verhaal als je vanuit de overheid met iets dergelijks aan de gang gaat.”
– Wat vind u van de term camvo; cameravoorlichter? –
Bal: ,,Dat is nog wel een aardige, misschien moet je die gaan introduceren.”
Meer over de door mij geïntroduceerde term camvo en reacties daarop, leest u in de conclusies in § 2.4. en ook op de bijbehorende website.
Gemeente Apeldoorn
Ook de gemeente Apeldoorn is van plan om journalisten die zelf de camera bedienen in te zetten op hun voorlichtingsafdeling. Anneke Bestebreurtje van de afdeling communicatie motiveert het plan.
,,We willen de camjo’s op verschillende manieren inzetten. We hebben daar nog niet een concreet beeld bij, maar we denken aan het plaatsen van filmpjes op internet om het bestuursakkoord toe te lichten. Of om een discussie op gang te brengen; een film plaatsen op de website van de gemeente Apeldoorn met de vraag; wat vinden jullie ervan?”
Naast het zelf publiceren en verspreiden van de filmpjes wil de gemeente Apeldoorn de filmpjes gaan versturen naar de audiovisuele media. Een persbericht dus in de vorm van beeld en geluid, waarbij de maker ook vragen stelt aan de verantwoordelijk wethouder. Op die manier kan over verschillende onderwerpen een kant-en-klare ‘reportage’ worden aangeleverd aan nieuwsredacties. Als voorbeeld noemt Bestebreurtje het politieke besluit tot het bouwen van een tunnel onder een drukke spoorwegovergang in Apeldoorn.
,,Dan kunnen we de wethouder wat vragen laten beantwoorden. Zoals; waarom hebben jullie gekozen voor die onderdoorgang? Was het een dure variant of juist niet? Waarom heb je ervoor gekozen om de spoorwegovergang niet te laten zoals hij is, maar waarom kies je voor de dure variant; de onderdoorgang?”
We hebben het over de term camjo; dat staat voor camerajournalist. Maar u bent een voorlichter, u bent geen journalist. Botst dat niet? –
Bestebreurtje: ,,Nee, dat denk ik niet. Want je kunt een camjo best kritische vragen laten stellen en je hebt natuurlijk zelf de regie in de hand. Als je je inwoners wilt uitnodigen tot het opgang brengen van een discussie, dan mag je ook die lastige vragen best stellen.”
– Maar als er net niet die kritische vraag in zit die de journalist had willen stellen, dan gebruikt hij dat filmpje niet.. –
Bestebreurtje: ,,Nee dat klopt. Maar als gemeente moet je altijd de afweging maken; welke voorlichting geef je wel en welke voorlichting geef je niet.”
Filmende voorlichters bij de veiligheidsregio
‘Camjo’s’ worden al ingezet op de communicatieafdeling van de veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. Dat vertelt Maurice Lenferink, hoofd van de communicatieafdeling. 18
,,Op onze afdelingen werken 10 voorlichters en 3 daarvan zijn opgeleid tot camjo. Ze werken met een kleine compacte studio. En we hebben de beschikking over 3 flip-camera’s en 3 groter camera’s.”
De filmpjes van de ‘camjo’s’ worden gepubliceerd op het Youtube-kanaal van de veiligheidsregio.19 Daarnaast voorziet het team RTV Rijnmond van beeldmateriaal. Lenferink zegt dat zijn camjo’s dagelijks ‘nieuwsitems’ maken over het werk van de brandweer en de ambulance. Bovendien maken ze een weekjournaal en zijn ze verantwoordelijk voor bijzondere producties. De camjo’s maken daarnaast ook instructiefilmpjes en beeldverhalen voor intern gebruik voor de veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
,,Burgemeester Aboutaleb wilde graag een filmpje over de ingebruikname van een nieuwe brandweerwagen. We zijn bijvoorbeeld ook actief bij crisisoefeningen, zoals een ‘exodusoefening’ waar we een terroristische aanslag nabootsen met een explosie in de Rotterdamse metro. Daar hebben onze camjo’s een complete documentaire over gemaakt.”
De zelfbenoemde camjo’s van Lenferink hebben geen journalistieke opleiding:
,,Elk van hen heeft een HBO communicatieopleiding, de andere twee zijn brandweerman geweest. Van huis uit zijn ze dus niet echt journalist, maar ze hebben wel trainingen gehad bij RTV Rijnmond. Nee ze zijn niet journalistiek opgeleid. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat menig voorlichter beter is dan menig journalist. Voor een deel heb je gelijk dat we ze eigenlijk cameravoorlichter (camvo) 20moeten noemen. Maar we zijn ook echt verantwoordelijk voor de interne nieuwsvoorziening. Ik probeer de camjo’s wel in te zetten op een manier waarbij ze een journalistieke bril moeten opzetten. Dat vraagt net iets meer dan alleen een rol van voorlichter.”
Moeten we hier niet gewoon spreken van bedrijfstelevisie? –
,,Je gaat geen onderwerp maken waarbij je eigen bedrijf heel veel schade oploopt. Onafhankelijke journalistiek, dat is dit niet helemaal, maar je probeert wel zo te organiseren dat het niet helemaal ‘his masters voice’ is.”
§ 2.3 De journalistiek reageert; interviews
In deze paragraaf wordt op basis van gehouden interviews antwoord gezocht op de zevende deelvraag.
Deelvraag 7: Hoe reageert de regionale journalistiek op deze plannen?
Omroep Gelderland is betrokken bij de oprichting van de camjo-opleiding van ROC Rijn en IJssel. Onbewust wordt er daardoor ook meegewerkt aan de opkomst van camjo’s bij provinciale en gemeentelijke voorlichtingsafdelingen. Volgens hoofdredacteur Mark Snijders van Omroep Gelderland kleeft er een aantal grote nadelen aan de term camjo op voorlichtingsafdelingen. Want de journalist hoort onafhankelijk zijn werk te kunnen doen en daarbij basisprincipes als hoor en wederhoor toe te passen.
,,Een camjo op een voorlichtingsafdeling kan dus niet, dat is een paradox. Het is onmogelijk om deze mensen camjo te noemen. Het is prima dat ze voorlichters met een camera aan de slag gaan, dat is uitstekend. Maar dan zijn het video-collega’s die verhalen draaien voor de gemeente of provincie. Maar dat kun je geen camjo noemen , want een camjo is een camerajournalist. Een journalist is heel wat anders dan iemand die voor de gemeente werkt, dus dat kunnen ze niet zo noemen. ”
Niels Kater, freelance camjo voor ondermeer RTV Oost en Omroep Gelderland, vreest voor de inflatie van de term camjo. Volgens hem wordt de benaming van zijn professie te pas en te onpas gebruikt, waardoor de essentie van het vak camjo vervaagt.
,,Voorlichters en journalisten zijn in sommige gevallen water en vuur. Als de voorlichters zich dan ook nog eens camjo gaan noemen, is het voor het publiek niet meer duidelijk, voor ons niet meer duidelijk en wat mij betreft een inflatie van de term camjo.”
Ook camjo Karel de Jong in dienst van Omroep Gelderland, heeft moeite met de plannen van de Gelderse en Apeldoornse voorlichtingsafdelingen.
,,Je hebt kans dat het camjo-vak daardoor vertroebelt. Dat zou jammer zijn.”
Onder journalisten bestaat de angst dat voorlichtingsafdelingen straks zelf beeldmateriaal aanleveren met bepaalde quotes van een verantwoordelijk bestuurder, terwijl die bestuurder verder niet meer beschikbaar is voor een journalistieke camera. Snijders, begrijpt die angst.
,,In de kern kan dat dus niet. Een journalistieke organisatie zoals wij gaan nooit opdracht geven aan een videomens van de gemeente. Dat doen wij namelijk zelf, dat is journalistiek bedrijven en dat houden we in eigen hand. Het kan wel dat we iets gebruiken van het beeld dat we aangeleverd krijgen en dan zetten we daar bronvermelding bij. ”
Maar wat nou als er wordt gezegd; de wethouder is verder niet beschikbaar?
,,Dan zeggen we; dat is onacceptabel. Dan zeggen we; u weigert dus commentaar. Dat is dan het antwoord.”
Hoofdstuk 3: conclusies en aanbevelingen
§ 3.1 Conclusies
De literatuurstudie en de plannen van overheidsvoorlichters om camjo’s in te zetten staan haaks op elkaar. Het is niet te verdedigen dat communicatieafdelingen journalisten in dienst zouden hebben. We moeten dan spreken van een voorlichter die zelf een camera bedient, maar de voorlichtingsfilms die worden gemaakt kunnen geen journalistiek predicaat krijgen. Er is immers geen sprake van vrije nieuwsgaring, onafhankelijkheid of streven naar objectiviteit. Dat kan ook niet, omdat de voorlichter een ander doel dient dan een onafhankelijk journalist. De voorlichter heeft ten doel een bepaald beleid te promoten of een positieve boodschap te zenden. De journalist heeft juist ten doel het nieuws te filteren op relevantie en probeert daarbij kritisch, objectief en maatschappelijk betrokken te zijn. Dat de journalistiek een onbeschermde professie is waardoor iedereen zich journalist mag noemen doet hier niet aan af, want er kan niet worden voldaan aan journalistieke basiswaarden als hoor en wederhoor, onafhankelijkheid of een kritische vraagstelling. De hoofdvraag kan dan ook eenvoudig worden beantwoord. Naast het feit dat iedereen zich journalist zou mogen noemen vanwege de onbeschermde professie, is het verder absoluut niet te rechtvaardigen dat communicatieafdelingen zich de term journalistiek toe-eigenen.
De verhouding tussen het aantal journalisten en het aantal voorlichters is ver uit balans en verwacht wordt dat de kloof groter wordt. Dat overheidsinstantie kant en klare filmpjes met quotes van bestuurders gaan aanleveren is daarom extra zorgelijk. Dat provincie Gelderland en gemeente Apeldoorn dit van plan zijn, ongeacht welke naam zij aan de video-mens verbinden, leidt tot zorgen bij de journalistiek. Want het is onduidelijk of de bestuurders nog wel voor een journalistieke camera willen verschijnen nadat een video-persbericht is verspreid. Hoofdredacteur Snijders van Omroep Gelderland geeft aan zich in sommige gevallen te kunnen voorstellen gebruik te maken van de aangeleverde persberichten in beeld en geluid. Maar het bedrijven van journalistiek, het op de juiste wijze bevragen van een beleidsmaker is volgens hem echter alleen toebedeeld aan de journalistiek. Hij zal dan ook geen genoegen nemen met een aangeleverd interview, zeker niet als de juiste kritische vragen niet zijn gesteld. Mocht een wethouder na levering van een filmpje niet voor een journalistieke camera willen verschijnen, dan zal in de reportage worden vermeld dat de gemeente niet bereikbaar was voor commentaar.

Overheidscommunicatie is sinds de jaren ’80 steeds geraffineerder en actiever geworden in het bespelen van journalisten. Er wordt ingezet op het achterhouden van gevoelige informatie die kan leiden tot negatieve publiciteit. Andersom kan men onbeduidende ontwikkelingen voorschotelen als groot nieuws. Daarbij schuwt men volgens Prenger en anderen niet om te stalken, te liegen, te verdraaien, antwoord te weigeren of om concurrerende media tegen elkaar uit te spelen en geplande ‘scoops’ weg te geven. Ook zet men fors in op ondermeer mediatrainingen, damage control, imagebuilding, productbranding en controle op de nieuwsagenda.
Belangrijk is ook dat overheidsvoorlichting de journalistiek steeds meer probeert te omzeilen door het zelf verspreiden van informatie via bijvoorbeeld sociale media en video-kanalen; de zogenoemde By-pass-strategie. Het is echter nog maar de vraag in hoeverre mensen bereid zijn om voorlichtingsfilmpjes massaal te consumeren, want in de journalistiek heeft men meer vertrouwen dan in de politiek. Ook zijn de marginale aantallen kijkers niet te vergelijken met het bereik van aandacht op TV-zenders. Het populairste voorlichtingsfilmpje van de veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond is krap 4000 keer bekeken, verspreid over meerdere jaren.
De term journalist, meer in het bijzonder camjo, is onderhevig aan inflatie. Dat zeggen doorgewinterde camjo’s van het eerste uur Kater en De Jong. Dat concludeerde ook al de commissie Wallage21, die voorziet dat de kloof tussen professionele filmer en hobbyist verder verkleint. Net als het voor de burger is het maken van videofilms ook veel toegankelijker geworden voor communicatieafdelingen.
§ 3.2 Aanbevelingen
Het is sterk aan te raden om de door ondergetekende geïntroduceerde term ‘camvo’ (afkorting voor de cameravoorlichter) te hanteren wanneer het gaat over voorlichters die zelf de camera hanteren. Niet alleen suggereert het gebruik van de term journalistiek een vrijheid en onafhankelijkheid die er niet is, het zorgt daarnaast ook nog voor vertroebeling en inflatie van de term journalist.
Aangezien de opkomst van camvo’s zich doorzet en media steeds vaker videofilms zullen ontvangen in plaats van geschreven persberichten, is het voor journalistieke bedrijven aan te raden hierop voorbereid te zijn. Met slinkende budgetten door grote bezuinigingen op de media, is het aannemelijk dat er toch steeds vaker gedwongen quotes worden uitgezonden die worden aangeleverd door instanties of overheidsinstellingen. Per definitie zijn deze gekleurd en is het nieuws ‘ingestoken’ vanuit een belang. TV-zenders moeten waakzaam zijn, zeker als men kijkt naar het lot van veel lokale weekbladen. Veel aangeleverde kopij wordt daar integraal geplaatst omdat er te weinig journalistieke kracht is om de rubrieken zelf te vullen.
De journalistiek zal ook kritisch moeten zijn. Zit nu het nieuws vaak verhuld in wollig taalgebruik of tussen de zinnen door verstopt in persberichten, zo kan belangrijke informatie straks verhuld of weggeknipt zijn in voorlichtingsfilms.
Het is interessant nader te onderzoeken in welke mate de communicatieafdelingen inmiddels inzetten op het zelf produceren van video-berichten. Veel interessanter nog is het om breder te onderzoeken hoe media hierop zullen gaan reageren en welk beleid er op toegepast gaat worden. Ook is het nader onderzoek waardig welke uitwerking de overheidsfilmpjes hebben. In hoeverre wordt het doel van de zender van de boodschap nu daadwerkelijk opgepikt door de ontvanger?
VOETNOTEN:
1)http://www.arjanhoefakker.com (23 juni 2013)
2) http://www.arjanhoefakker.com (23 juni 2013)
3) Hoefakker, A. (2011) De cameravoorlichter rukt op; camjo of camvo? http://www.denieuwereporter.nl/2011/04/cameravoorlichters-rukken-op-camjo-of-camvo/ (23 juni 2013)
4) Kussendrager, N. (2002) Basisboek journalistiek – Achtergronden, genres, vaardigheden. Utrecht: Wolters Noordhoff
5) Prenger, M. e.a. (2011) Gevaarlijk spel – De verhouding tussen pr & voorlichting en journalistiek. Diemen: AMB
6) Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO
7) Prenger, M e.a. (2011) Gevaarlijk spel – De verhouding tussen pr & voorlichting en journalistiek. Diemen: AMB (pag. 26)
8) Kussendrager, N. (2002) Basisboek journalistiek – Achtergronden, genres, vaardigheden. Utrecht: Wolters Noordhoff (Derde druk, pagina 64.)
9) Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO (pag. 58 ev.)
10) Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO (pag. 94 ev.)
11) Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO (pag. 55 ev.)
12) Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO (pag. 197 ev.)
13) Prenger, M e.a. (2011) Gevaarlijk spel – De verhouding tussen pr & voorlichting en journalistiek. Diemen: AMB (pag. 20 ev.)
14) Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO (pag. 174 ev.)
15) Prenger, M. e.a. (2011) Gevaarlijk spel – De verhouding tussen pr & voorlichting en journalistiek. Diemen: AMB (pag. 30 ev.)
16) Ruler, B. (2012) Zowel voorlichters als journalistiek moeten hoognodig professionaliseren. http://www.denieuwereporter.nl/2012/06/zowel-journalisten-als-voorlichters-moeten-hoognodig-professionaliseren/
17) http://www.omroepgelderland.nl/web/Programmas/TV/STV-8/MBO-Opleiding-Camera-Journalist.htm (23 juli 2013)
18) Telefonisch interview, medio september 2012.
19) http://www.youtube.com/veiligheidsregiorr (22 juni 2013)
20) Hoefakker, A. (2011) Cameravoorlichter rukt op; camjo of camvo? Arnhem: Eigen website. http://www.arjanhoefakker.com/?p=416
21) Wallage, J. (2001) In dienst van de democratie- Het rapport van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie. Den Haag: RVD http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidscommunicatie/onderzoeken-naar-overheidscommunicatie (26 mrt. 2013)
Bronnenlijst
Boeken:
Kussendrager, N. (2002) Basisboek journalistiek – Achtergronden, genres, vaardigheden. Utrecht: Wolters Noordhoff
Prenger, M. e.a. (2011) Gevaarlijk spel – De verhouding tussen pr & voorlichting en journalistiek. Diemen: AMB
Boemendaal, F. (2008) De communicatieoorlog – Hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen. Amsterdam: AMBO
Artikelen:
Ruler, B. (2011) Zowel voorlichters als journalistiek moeten hoognodig professionaliseren. http://www.denieuwereporter.nl/2012/06/zowel-journalisten-als-voorlichters-moeten-hoognodig-professionaliseren/
Hoefakker, A. (2011) Cameravoorlichter rukt op; camjo of camvo? Arnhem: Eigen website. http://www.arjanhoefakker.com/?p=416
Hoefakker, A. (2011) De cameravoorlichter rukt op; camjo of camvo? http://www.denieuwereporter.nl/2011/04/cameravoorlichters-rukken-op-camjo-of-camvo/ (23 juni 2013)
Internet:
http://www.omroepgelderland.nl/web/Programmas/TV/STV-8/MBO-Opleiding-Camera-Journalist.htm (23 juli 2013)
http://www.youtube.com/veiligheidsregiorr (22 juni 2013)
Dit werkstuk werd geschreven in het kader van een opdracht voor het vak Communicatiewetenschappen op de opleiding Journalistiek – School of Media, christelijke hogeschool Windesheim te Zwolle. Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan auteur Arjan Hoefakker. Citeren met bronvermelding mag met een digitale link. Het werkstuk werd gewaardeerd met een cijfer: 7,5 door begeleider Niek Hietbrink.
Arjan Hoefakker